-
1 sanft
♦voorbeelden:eine sanfte Steigung • een lichte, flauwe helling -
2 sonderlich
sonderlich12 zonderling, vreemd ⇒ raar, eigenaardig♦voorbeelden:nichts Sonderliches • niets bijzonders, speciaals2 es wurde mir sonderlich zumute, zu Mute • ik kreeg zo'n raar, vreemd gevoel3 es geht mir nicht sonderlich • het gaat niet erg goed, niet al te best met mij————————sonderlich2〈 bijwoord〉 〈 Oostenrijk, Zwitserland〉 -
3 schlecht
♦voorbeelden:schlecht gelaunt • slechtgehumeurd, -geluimdmorgen geht (es) schlecht, passt es mir schlecht • morgen komt het slecht, niet goed uitjemandem geht es schlecht • iemand is er slecht aan toe, gaat het slechtjemanden schlecht machen • 〈 informeel〉kwaadspreken over, van iemand, iemand zwart makenmir ist (ganz) schlecht • ik voel me (helemaal) niet goed, ik ben misselijkmit jemandem, um jemanden steht es schlecht • het gaat niet goed, slecht met iemand, iemand staat er slecht voormehr schlecht als recht • niet bijzonder, bijster goeder staunte nicht schlecht • hij was niet weinig verbaasdschlecht und recht • zo goed en zo kwaad als het gaat -
4 todsicher
todsicher〈 informeel〉1 heel, absoluut zeker ⇒ 〈 als bijwoord vooral〉 vast en zeker, beslist♦voorbeelden:1 das ist eine todsichere Sache • dat staat als een paal boven water; 〈 ook〉dat zaakje zit wel safe, snor -
5 exact
adj. precies, exact--------v. nauwkeurig, stipt, juist; afgepast, exact; vorderen, eisen, afpersenexact1[ igzækt] 〈bijvoeglijk naamwoord; exactness〉1 nauwkeurig ⇒ nauwgezet, accuraat♦voorbeelden:the exact time • de juiste tijd————————exact2〈 werkwoord〉2 eisen ⇒ vereisen, vergen♦voorbeelden: -
6 scorching
-
7 bon marché, meilleur marché
(à) bon marché, (à) meilleur marchégoedkoop, goedkoper 〈 als bijwoord of onveranderlijk bijvoeglijk naamwoord〉Dictionnaire français-néerlandais > bon marché, meilleur marché
-
8 gegenwärtig
gegenwärtig♦voorbeelden:〈 formeel〉 ich habe es nicht gegenwärtig, das ist mir nicht gegenwärtig • dat staat me niet meer voor de geest -
9 gelegentlich
gelegentlich11 occasioneel, incidenteel ⇒ 〈 als bijwoord vooral〉 bij gelegenheid, soms————————gelegentlich2〈voorzetsel + 2〉 〈 formeel〉 -
10 gelinde
-
11 gemeinsam
-
12 gemeinschaftlich
gemeinschaftlich♦voorbeelden:1 ein gemeinschaftlicher Diebstahl • een samen, in vereniging met anderen gepleegde diefstal -
13 gemächlich
-
14 generell
generell -
15 geringfügig
geringfügig -
16 geschäftlich
geschäftlich1 zaken-, de zaak betreffend ⇒ zakelijk, commercieel; 〈 als bijwoord ook〉 in, voor zaken -
17 gewaltig
gewaltig2 sterk, machtig -
18 gewaltsam
gewaltsam -
19 gleichzeitig
gleichzeitig -
20 gründlich
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский